In veldproeven in 2017 en 2018 werd op percelen met aantasting door bramengalmijt het effect van roofmijten onderzocht. Daarbij werden vier commercieel beschikbare roofmijtsoorten getest: Euseius gallicus (Biobest) Transeius montdorensis (BiolineAgrosciences), Amblydromalus limonicus en Amblyseius swirskii (beiden Koppert) . In laboratoriumproeven bleek dat deze roofmijtsoorten de bramengalmijt als voedsel accepteren en dat ze er goed op gedijen.

Vervolgens werden de roofmijten uitgezet in velden met aantasting door bramengalmijt. De roofmijten werden in 2017 twee keer aan het begin van het seizoen en in 2018 vanaf medio mei elke 2 weken uitgezet. Voor het aantonen van de extreem kleine mijten werd gebruik gemaakt van de Hendrickx centrifuge. Deze werd oorspronkelijk ontwikkeld voor de extractie van stengelaaltjes uit wortelmateriaal, maar is ook geschikt om weekhuidmijten en galmijten van bladmateriaal te scheiden.

Het aantal bramengalmijten lag in mei voor het uitzetten van roofmijten gemiddeld bij 5-15 individuen per blad. In oktober werden gemiddeld 50 galmijten per blad gevonden. De roofmijten hadden geen effect op het aantal bramengalmijten, of op het aantal aangetaste vruchten. Het regelmatig toevoegen van stuifmeel, als aanvullend voedsel voor de roofmijten, gaf geen verbetering. Over de gehele oogstperiode werden ongeveer 50% van de vruchten niet volledig rijp.

Dit onderzoek werd uitgevoerd binnen het PPS “Biologische bestrijding van schadelijke mijten”. Sinds 2017 werden mogelijkheden verkend voor de ontwikkeling van effectieve biologische bestrijdingsmethoden in bedekte en onbedekte teelten en tijdens de opslag van bloembollen.

Klik hier voor de factsheet: Bramengalmijt biologisch bestrijden: welke roofmijten voeden zich op de galmijten?

Voor meer informatie zie: https://research.wur.nl/en/persons/karin-winkler/publications/