Bijen en fruit zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Daarom hebben Proeftuin Randwijk en de Nederlandse Vereniging van Bijenhouders (NBV) de handen ineen geslagen en is op de proeftuin een demonstratie-bijenstal ingericht. Vanuit deze stal vliegen de bijen de boomgaarden van de proeftuin in. De bijenstal doet tevens dienst als bijeneducatiecentrum. Op 20 april 2018 zijn de eerste bijen op hun nieuwe adres geplaatst en op 15 mei 2018 is de bijenstal officieel geopend.
Achtergrondinformatie:
De reden voor samenwerking tussen de NBV en de proeftuin is gebaseerd op de belangrijke rol die honingbijen leveren in de bestuiving van fruitteelt gewassen. Beide organisaties willen de samenwerking tussen imkers en fruittelers verder versterken. Historisch gezien bestaat deze samenwerking al vele jaren en ook regionaal weten fruittelers en de bestuivingsimkers elkaar goed te vinden. Ook maken de NBV en sector afspraken over de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen tijdens en na de bloeiperiode.
Kennisontwikkeling:
Zowel in de fruitteelt als in de bijenhouderij staan de ontwikkelingen niet stil. Het is goed als imkers en fruittelers elkaar daarvan op de hoogte houden en kennis uitwisselen. Het bijeneducatiecentrum op de proeftuin is hiervoor een prima locatie. De NBV werkt nauw samen met Bijen-WUR, met name rond praktijkonderzoek. WUR is één van de vier partners van de proeftuin. Proeftuin Randwijk en haar partners (Fruitconsult, NFO, CAF) vormen een mooie aanvulling op deze samenwerking.
Kennis nodig?
Fruittelers en imkers die vragen hebben rondom bestuiving en de inzet van bijenvolken op gewassen in de fruitteelt kunnen aan deze voorleggen aan de bestuivingscommissie van de NBV.
Klik hier voor de contactgegevens.
De bijen en de fruitteelt:
Nederland heeft een groot areaal fruitteelt. Met name appels en peren, maar ook gewassen als blauwe bessen, frambozen, bramen en aardbeien worden geteeld. Voor een goede vruchtzetting is bestuiving essentieel. Bijen en hommels leveren hieraan een belangrijke bijdrage. Ongeveer 35% van de gewassen verbouwd voor consumptie is afhankelijk van bestuivende insecten zoals bijen. In Nederland worden hiervoor, naast solitaire bijen ook hommels, metselbijen en honingbijen ingezet. Ze worden onder andere ingezet in de fruitteelt, glasgroenteteelt en in de zaadteelt.
Honingbijen hebben in de fruitteelt met betrekking tot de bestuiving een belangrijke rol. Doordat bijen de bloemen bezoeken om er nectar of stuifmeel te verzamelen, brengen ze stuifmeel over van de ene bloem naar de andere waardoor er bevruchting en vruchtvorming kan plaatsvinden. Sommige soorten zijn voor de overdracht van stuifmeel bijna geheel afhankelijk van bijen en andere insecten.
In de fruitteelt is bestuiving vooral van belang voor de vruchtzetting. Voor een goede vruchtzetting hebben de meeste grootfruitgewassen kruisbestuiving nodig. Kruisbestuiving is het bestoven worden door stuifmeel van een andere plant. Aangezien een bepaald ras in een boomgaard allemaal identieke klonen betreft (en dus feitelijk dezelfde plant zijn), is het voor kruisbestuiving dus noodzakelijk: dat er in een boomgaard meerdere rassen aanwezig zijn die elkaar in bloeitijd voldoende overlappen en elkaar daadwerkelijk kunnen bevruchten, en dat er in bepaalde situaties gebruikt wordt gemaakt van zogeheten BeeBoosters.
Van alle bestuivende insecten vormen de honingbijen veruit de grootste kolonies. In het voorjaar tijdens de fruitbloei groeien de bijenvolken uit tot 40.000 bijen, of zelfs meer. Hierdoor zijn bijenvolken in staat om in korte tijd zeer veel bloemen te bezoeken. Dit past dan ook perfect bij de behoefte aan bestuiving in de bloeiende boomgaarden. Daarnaast zijn Honingbijen bloem-vast; ze bevliegen tijdens de vlucht één bepaalde soort bloemen, bijvoorbeeld appels. Ze gaan niet, zoals hommels, van appel naar paardenbloem en omgekeerd. Bijen zijn bovendien plaats-vast; iedere dag bezoeken ze bloemen op ongeveer dezelfde plaats. Pas als die bloemen geen nectar of stuifmeel meer leveren gaan ze naar een andere plaats.
Door de bijendans kunnen bijen met elkaar communiceren, waardoor bijenvolken kennis hebben over welke bloemen het meeste opleveren.
Bijen halen de nectar uit de bloemen en bewaren die in hun honingmaag. Suikers uit de nectar leveren de energie voor de bijen. Een overschot slaan ze op in de raten in de vorm van honing. Stuifmeel is de eiwitbron voor bijen. Het stuifmeel blijft hangen tussen de haren van de bij. De bij poetst met haar poten het stuifmeel tot klompjes, die zij aan haar achterpoten vervoert.
Bloemen van fruitteeltgewassen zijn door de natuur perfect vorm gegeven voor insectenbestuiving. De grote bloemen zijn rijk van kleur en produceren geuren en nectar om bestuivende insecten te lokken. Het stuifmeel kan gemakkelijk plakkerig gemaakt worden, waardoor het voor insecten aantrekkelijk is om de bloemen te bevliegen.
Door de wisselende omstandigheden van jaar tot jaar, maar ook van perceel tot perceel, is de betekenis van bijen voor bestuiving niet in cijfers vast te leggen. De meeste telers gebruiken bijen als een vorm van verzekering voor een goed bestuivingsresultaat. Vrucht-dunnen is vaak nodig, maar onvoldoende bestuiving kan leiden tot onvoldoende vruchtzetting. Hierdoor kan een oogst geheel of gedeeltelijk mislukken. Het nut van bijen is dat ze op één enkele dag, of soms maar enkele uren, goed weer veel bestuivingsarbeid kunnen verrichten. Goede vruchtzetting van (meerdere) zaden in alle hokken van het vruchtbeginsel levert beter gevormde vruchten, minder schilverruwing en betere bewaarbaarheid op.
Om de bloemen te veranderen in vruchten moet er bestuiving plaatsvinden. Dit betekent dat stuifmeel (dat zijn kleine gekleurde korreltjes) van de ene naar de andere bloem moet worden overgebracht. De bestuiving gebeurt door insecten zoals bijen, metselbijen en hommels. Voor een goede oogst is een goede bestuiving nodig.
Daarom huurt de fruitteler graag voldoende bijenvolken in bij een bestuivingsimker.